zaterdag 9 juni 2012

Mij een Zorg

Mij een Zorg


Naar het Havenziekenhuis voor een bloedafname; Mijn Polikaart bleek nog mijn oude adres te bevatten, dus even naar de Centrale Desk voor aanpassingen. Een buitengewoon vriendelijke en vlotte dame fikste dat in een handom-draai. We babbelden wat, ik maakte een grapje, zij maakte een grapje, vriendelijk en goed geluimd. Daar werd je nou gewoon vrolijk van.
Op naar de prik-afdeling, eerste etage. Daar werd ik opgevangen door een grote, donkere voormalige rijksgenote. Het sacherijn en de rancune droop van haar gezicht. Als reactie op mijn aardig bedoelde opmerking wees ze me zwijgend de stoel aan waarin ik plaats diende te nemen. Op mijn vraag of ik ook in mijn rechterarm kon worden geprikt, werd mijn stoel zwijgend en met zichtbare tegenzin met een paar grote rukken gedraaid, zodat mijn rechterarm aan haar voorlag.
Daarin plantte zij, zonder enige omhaal, de naald. Dwars door de ader heen, dus geen bloed. Geen nood, met enig wrikken lukte het haar toch de buisjes te vullen.
Pleistertje erop en ik kon gaan.
Ik heb nog overwogen te vragen of ze in de rimboe geen lachen had geleerd, maar voor je het weet, wordt zo'n opmerking niet als geestig, maar als dicriminerend beschouwd.
Het pleistertje was al snel verzadigd van het bloed en gaf dit gaandeweg door aan mijn overhemd. Na enkele dagen was de prikplek veranderd in een enorme blauwe plek, bijna van mijn oksel tot aan mijn pols. Het was haar weer gelukt !
Mijn relatie met de medische zorg blijft toch moeizaam.

                                         Zomer 2012

Negen juni; Hond uitlaten op de fiets; Vanwege de dreigende weersomstandighe-den regenbroek aan. Vanwegende snerpende wind handschoenen aan. Temperatuur, net als tweede kerstdag, dertien graden. Dit is de zomer van 2012.

dinsdag 9 oktober 2007

MAXIMALE IDENTITEIT

Dat had ze beter niet kunnen zeggen; dat van “Dé Nederlander…”. Heel het Oranje-volk viel over haar heen. Terwijl ze vanuit haar standpunt en haar ervaringen waarschijnlijk het volste recht had dat te zeggen: “…Ik ben hem niet tegengekomen”.
Maar net als Maxima zijn veel mensen in Nederland krampachtig op zoek naar een de ‘Nederlandse identiteit’. En dan maakt het een groot verschil of je ondertussen in de Tarwebuurt in Rotterdam probeert je portiek schoon te houden temidden van de niet of nauwelijks sprekende “Nederlanders” met totaal afwijkende gewoonten dan die je van huis uit hebt meegekregen, of dat je als kosmopoliet met veel internationale ervaring aan de top van de Nederlandse samenleving verkeert.

Deze gebeurtenis illustreert nog maar weer eens, hoe ontreddert het publieke debat in Nederland is geworden. Alle reacties die ik heb gehoord zijn er vooral op gericht om statements te maken: “…Prietpraat…” (Wilders), “…Ze kletst uit haar nek ….(columnist), etc.
Nooit een reactie op de inhoud. Nooit duidelijk maken, wat ‘De Nederlander’ dan wel is. (De poging van de Oranjeverenigingen daargelaten)
Nooit commentaar op de ‘gesouffleerde’ clichés over open gordijnen en één koekje bij de koffie, alsof ze alleen maar omgaat met mensen van boven de 60.
Daar had de discussie naar mijn menig vooral over moeten gaan.

En zoals meestal, als de kleur oranje in het geding is, was de regie van de heer JPB volledig onzichtbaar en kon de discussie lekker publiekelijk doorzeuren, voordat er überhaupt iemand van het kabinet wat over zei. En wat ze daarover zie was tamelijk ontluisterend. Drie bewindspersonen hadden de rede gelezen en geen van hen was op het idee gekomen, dat de uitspraken van Maximá zo’n tien, twaalf jaar geleden met instemmend gemompel zouden zijn ontvangen, maar dat ze in de huidige maatschappij brisant materiaal vormen.
In welke tijd leven ze?